Nieuwe wetgeving vennootschapsrecht
Lees verder voor de belangrijkste wijzigingen in het vennootschapsrecht.
1. Vermindering aantal vennootschapsvormen
Er zijn nog slechts 4 vennootschapsvormen:
2. Verschillen in de vennootschapsvormen?
De BV zal de meest gangbare vorm worden voor Kleine en Middelgrote Ondernemingen (KMO). Er zal geen kapitaal meer vereist zijn van €18.600,00 (Zie verder). Een toereikend aanvangsvermogen komt in de plaats van het kapitaal. T.o.v. de vroegere wetgeving (EBVBA) kan een BV ten allen tijde door 1 aandeelhouder worden opgericht.
Het kapitaal blijft daarentegen wel bestaan bij een NV. Net zoals in de vroegere wetgeving dient er een kapitaal van €61.500,00 volstort te worden bij de oprichting. Deze vennootschapsvorm kan ook opgericht worden door 1 aandeelhouder. Deze vorm zal vooral gangbaar worden bij de grote ondernemingen.
De Coöperatieve vennootschap is de samenwerkingsvorm om een gemeenschappelijk doel na te streven. Ook hier is er een toereikend eigen vermogen nodig bij oprichting, maar zijn er minsten 3 aandeelhouders nodig voor de oprichting.
De maatschap is de vennootschapsvorm voor een eenvoudige oprichting. Hij is echter risicovoller omdat er een persoonlijke en onbeperkte aansprakelijkheid rust op de aandeelhouders. Er is geen startkapitaal nodig. Oprichting dient te gebeuren door minstens 2 vennoten.
3. Toereikend eigen vermogen bij een BV (Besloten vennootschap)
Het begrip kapitaal bij de oprichting van een BV of verandering van een BVBA naar een BV (Besloten vennootschap) verdwijnt. Meer bepaalt dient er bij de oprichting niet meer te voorzien in een startkapitaal. In de plaats van het kapitaal, dient er een “toereikend aanvangsvermogen” ingebracht te worden.
De vennootschap dient dus bij oprichting over voldoende vermogen te beschikken om haar activiteiten te kunnen uitvoeren. Dit toereikend aanvangsvermogen kan bestaan uit privé inbreng in de vennootschap, maar ook uit leningen, enz. Daarnaast kan ook een inbreng in natura of zelfs een inbreng in nijverheid (arbeid) dienst doen als bewijs “toereikend eigen vermogen”.
Het “toereikend eigen vermogen” dient wel gestaafd te worden door een uitgebreider financieel plan bij oprichting. Dit is van belang omdat de oprichters 2 jaar aansprakelijk blijven (Schuldeisers kunnen schulden recupereren bij de oprichters). Het aanvangsvermogen moet duidelijk toereikend zijn voor de normale uitoefening van de activiteit gedurende ten minste 2 jaar.
4. Bestuurdersaansprakelijkheid
De nieuwe vennootschapswet begrenst de aansprakelijkheid van bestuurders. Het bedrag waarvoor ze aansprakelijk kunnen worden gesteld, is afhankelijk van de grootte van de onderneming. De grensbedragen liggen tussen 125.000 en 12 miljoen euro.
De begrenzing is er wel alleen voor een ‘toevallige lichte fout’. Herhaaldelijke lichte fouten en grove fouten worden nog altijd bestraft . De beperking geldt ook niet voor alle fouten. Er blijft een uitzondering voor gevallen waarin sprake is van bedrieglijk opzet en voor onbetaalde sociale bijdragen, btw en bedrijfsvoorheffing.
5. Winstuitkeringen
Vooraleer de vennootschap winsten kan uitkeren onder welke vorm dan ook, dienen deze eerst te worden getoetst aan een balans- en liquiditeitstest. Ten eerste mag het eigen vermogen na de uitkering niet negatief worden en ten tweede moeten alle opeisbare schulden van de volgende 12 maanden betaald kunnen worden.
6. Aandelen met meervoudig stemrecht
Zowel in de nv als de bv wordt het mogelijk aandelen met meervoudig stemrecht uit te geven. Daarvoor moeten de statuten van al bestaande vennootschappen wel worden gewijzigd.
7. VZW en stichtingen
Ook vzw’s en stichtingen vallen onder het nieuwe wetboek. Ze kunnen net als vennootschappen onbeperkt winstgevende activiteiten uitoefenen. Anders dan bij vennootschappen blijft het echter verboden de winst uit te keren.
Interesse in een samenwerking?